woensdag 1 februari 2012

Ashleigh

Ik had een tijdje pissig door het bos gelopen, maar het was warm, en ik voelde hoe het zweet op mijn rug mijn hemdje doordrenkt had onder mijn Marc Jacobs-colbertje. Mijn 8 centimeter hoge stiletto hakken zonken weg in de zachte bosgrond en het lopen werd steeds vermoeiender. Het strafhutje zat diep in het bos dat de campus omringde, en het was zeker een kwartier lopen tot de campus zelf. Daarnaast liet mijn richtingsgevoel heel wat te wensen over, en na een tijdje wist ik niet meer van welke kant ik kwam. Bezweet en uitgeput liet ik me uiteindelijk op een grote zwerfkei zakken. Wanhopig keek ik voor me uit. Wat moest ik nou? Ik kon de weg naar de campus niet vinden, maar terug naar het hutje kon ik ook niet, zelfs als ik de weg al wist. De anderen hadden vast een hekel aan me na mijn uitval. Ik liet mijn hoofd in mijn handen zakken en zette mijn roodgelakte nagels gefrustreerd in mijn hoofdhuid. Waar had ik het überhaupt aan verdiend om in dat walgelijke hutje terecht te komen? "Boe!" klonk ineens een mannenstem achter mijn rug. Ik was zo in gedachten verzonken dat ik hem niet had horen aankomen, dus kon ik een geringe schrikreactie niet onderdrukken. Één van de wildemannen met wie ik naar het hutje was verbannen kwam naast me op de vochtige bosgrond zitten. Ik dacht aan de bruine zandvlekken die ongetwijfeld op zijn versleten jeans terecht zouden komen en vroeg me af of ze überhaupt zouden opvallen. Ik verwachtte een preek over mijn arrogantie, maar de wildeman zweeg. Toen hij uiteindelijk zijn mond opendeed was het niet om me de les te geven. "Riley en Liam zijn koffie halen." zei hij, zonder spoor van minachting of verwijten in zijn stem. "Kom je terug naar binnen? Met een beetje geluk halen ze ook iets voor jou." Ik beet op mijn lip en proefde de dure Bourjois Paris lipstick die mijn moeder me voor mijn verjaardag had gegeven. Koffie. Ik slikte en voelde hoe droog mijn keel aanvoelde. Ook kon ik wel wat cafeïne gebruiken. Maar door terug te gaan naar het hutje zou ik mijn verlies toegeven. Dan zou ik mijn onredelijkheid erkennen en mezelf vernederen voor die dat stelletje armoedzaaiers. "Ik peins er niet over om terug te gaan." zei ik dus maar. De wildeman zuchtte even. "Als je je nou even over dit hele gedoe heen zet, kunnen we het heel leuk maken met zijn allen." zei hij geduldig. Hij kwam overeind en stak een grote, mannelijke hand uit. Een beetje verrast keek ik hem aan. Een paar vriendelijke lichtbruine ogen keken me uitnodigend aan. Ze deden me denken aan een hond. Zo'n grote, die ooit eens tegen me op was gesprongen bij een bezoekje aan een collega van mijn vader. Zijn grote zanderige poten hadden mijn favoriete Burberry-mantelpakje geruineerd, en in mijn hoofd zag ik nog steeds de kwijldraden uit de bek van het beest druipen. Toch was er iets anders aan deze ogen, al waren ze even innemend en oprecht. Deze hadden nog iets meer. Iets complexers. Beschaafder. Ik keek naar de hand en dacht weer aan de zanderige poten van de hond. Achja. Ik kon altijd doen alsof ik alleen maar terug kwam voor de koffie. Niemand hoefde te weten dat ik wel degelijk behoefte had aan vriendschap. Aan affectie. Aan een warme hand zoals die van deze wilde man ongetwijfeld was. Nog even hooghartig stond ik op, maar weigerde de uitgestoken hand. De wildeman haalde zijn schouders op en ging me voor naar het hutje. Ik volgde hem gehoorzaam en dacht aan een speurhond die de politie de weg wees naar waardevolle sporen. Ik kon een klein glimlachje niet onderdrukken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten